Controle / behandeling van de shunt
De shunt zal regelmatig onderzocht/gecontroleerd worden, dit kan op de volgende manieren:
• Shuntfoto
Een shuntfoto maakt de binnenzijde van de shunt zichtbaar door middel van röntgenapparatuur en röntgen contrastvloeistof. Als het vermoeden bestaat dat een shunt niet goed functioneert wordt er een shunt foto gemaakt. De oorzaak van het slecht functioneren, kan een vernauwing zijn. Om een shunt foto te kunnen maken moet er een naald in de shunt zitten. Zodra je op een bed ligt, plaatst de radiologisch laborant een bloeddrukmanchet om je bovenarm, desinfecteert de shuntarm en legt er steriele doeken omheen. Via de naald krijg je röntgen contrastvloeistof ingespoten, terwijl de bloeddrukmanchet om de bovenarm zo strak wordt opgepompt dat er tijdelijk geen bloed doorstroming in de arm plaatsvindt. Dit kan het gevoel van een “slapende arm” geven en/of pijn veroorzaken. Zodra de foto's gemaakt worden, wordt de bloeddrukmanchet losser gemaakt en herstelt de bloed doorstroming zich. Het contrast verspreidt zich door de vaten en maakt zo afwijkingen zichtbaar. Van de contrastvloeistof kun je het warm krijgen, dit is normaal en gaat snel weer over. Als er geen bijzonderheden zijn kun je na het onderzoek weer naar huis. (deze beschrijving geldt bij een shunt in de arm). Let op: Vertel het altijd aan je arts of verpleegkundige wanneer je overgevoelig bent (of lijkt te zijn) voor contrastvloeistof. Er wordt dan in de regel geen shuntfoto meer gemaakt.
• Echo doppler
Hierbij vindt onderzoek van de bloedvaten plaats met behulp van onhoorbaar hoge geluidsgolven. De wand van het bloedvat weerkaatst dit “ultra” geluid en een echobeeld geeft informatie over de vorm van de vaatwand. Tevens weerkaatst de bloedstroom een deel van het echo geluid en dit levert informatie op over de snelheid van het bloed dat door de vaten stroomt. De vaatlaborant vraagt je op een bed te gaan liggen of op een gemakkelijke stoel plaats te nemen. Om het geluid optimaal te geleiden, smeert de vaatlaborant de huid op de te onderzoeken plaats in met contactpasta. Vervolgens beweegt hij een apparaatje, transducer genaamd, over de huid. De transducer zendt onhoorbaar geluid uit dat weerkaatst wordt en zowel de bloedstroom als de wand van het bloedvat zichtbaar maakt. Het geluid van de bloedstroom is ook hoorbaar en geeft zo informatie over de snelheid van het bloed dat door de shunt stroomt. Het onderzoek is pijnloos en duurt gemiddeld 45 minuten.
• Flow meting
Bij dit onderzoek meet de verpleegkundige van het vaatlaboratorium hoeveel ml bloed er per minuut door de shunt stroomt. Door middel van echo onderzoek (duplex) is het mogelijk de hoeveelheid bloed die per minuut door de shunt stroomt te meten. In principe voert de verpleegkundige deze flow meting uit bij elke reguliere vaat controle van de shunt. Als dit getal lager is dan bij voorgaande, gemeten keren, zal er gekeken worden of er iets niet goed is met de shunt. Er kan dan actie worden ondernomen.
Behandeling compicaties
• Angiogram
Dit wordt gedaan onder röntgendoorlichting. In de liesslagader wordt een katheter ingebracht waar contrastvloeistof doorheen wordt gespoten. De shunt en doorbloeding worden op die manier goed zichtbaar gemaakt door röntgenfoto’s te maken. Het is mogelijk om een eventuele vernauwing van de shunt tijdens het angiogram op te lossen door middel van een dotter behandeling.
• Dotteren
Als er tijdens een shunt foto of echo doppler een vernauwing zichtbaar is, besluit de radioloog meestal om aansluitend te dotteren op de röntgenafdeling. Dotteren is het oprekken van de vernauwing door middel van een katheter die voorzien is van een ballonnetje. De radioloog brengt deze katheter via de naald in. Het ballonnetje wordt op de plaats van de vernauwing opgeblazen, waardoor de vernauwing na enige tijd verdwijnt. De behandeling kan pijnlijk zijn, daarom krijg je pijnstilling. Na de behandeling wordt de katheter verwijderd en het prikgaatje afgedrukt. Het is afhankelijk van de plaats waar jou shunt zich bevind of je na de ingreep een tijd plat moet blijven liggen. Je zult evt. kort worden opgenomen op de afdeling dagopname.
• Operatie
Soms is dotteren niet meer mogelijk of is de shunt te erg ontstoken en dan zal de arts opnieuw moeten opereren, je wordt dan opgenomen in het ziekenhuis. Tijdens de operatie kijkt de arts of de shunt nog te redden valt of hij legt als het mogelijk is een nieuwe shunt aan. Soms is het allebei niet mogelijk en zal de arts alleen de niet werkende shunt verwijderen en zal nader onderzoek nodig zijn naar wat er verder moet gaan gebeuren. Ter overbrugging kun je een katheter in de lies of halsader krijgen, ook is het mogelijk dat er ter overbrugging een PICC lijn wordt aangebracht.