Artikelindex

Algemene kennis van onze spijsvertering

 

Spijsvertering betekent letterlijk 'het verteren van spijzen'. Dit wil zeggen dat voedsel wordt afgebroken tot voedingsstoffen die het lichaam kan opnemen en gebruiken. Deze voedingsstoffen worden vervolgens omgezet in energie en bouwstoffen. Bouwstoffen hebben we nodig om te kunnen groeien, maar ook om beschadigde cellen in ons lichaam te vervangen.

Het Spijsverteringskanaal

Het spijsverteringskanaal is een stelsel van buizen en lichaamsholten dat in direct contact staat met de buitenwereld. Voedsel dat we opeten, passeert achtereenvolgens:
* de mond
* de slokdarm
* de maag
* de dunne darm
* de dikke darm
Daarnaast spelen ook de volgende organen een rol bij de spijsvertering:
* de lever
* de galblaas
* de alvleesklier

Om de samenhang van een zo complex systeem als de spijsvertering te begrijpen is algemene kennis wel van belang.
Hier lees je een verzameling van algemene informatie en wetenswaardigheden over dit bijzonder proces.

Bron: voor deze en volgende artikelen hebben we diverse websites zoals Wikipedia, spijsvertering.info, mlds.nl gebruikt

 


 De slokdarm

De slokdarm is een gespierde buis van ongeveer dertig centimeter lang, die de keelholte verbindt met de maag. Je slokdarm brengt de voedselbrij van je mond naar je maag.

Van binnen naar buiten bestaat je slokdarm uit drie lagen:

- De slijmvlieslaag: Deze zit aan de binnenkant van je slokdarm.

- De bindweefsellaag: Hierin zitten slijmkliertjes. Dit slijm werkt als een soort glijmiddel. Het brengen van voedsel naar de maag via je slokdarm gaat hierdoor gemakkelijker.

- De spierlaag: De spieren in je slokdarm verplaatsen voedsel met samentrekkende bewegingen naar je maag. Als er een stukje voedsel in je slokdarm zit, dan spannen de spieren vlak boven het voedsel aan. Op die plaats ontstaat een versmalling. Tegelijkertijd trekken andere spieren samen, waardoor je slokdarm vlak onder het voedsel iets wijder wordt. Door deze samentrekkingen ontstaat een golvende beweging, waardoor het voedsel wordt geduwd in de richting van je maag. Men noemt deze bewegingen ook wel peristaltische bewegingen.

Voedsel 'valt' dus niet vanzelf door de slokdarm heen.
Hierdoor kunnen we ook eten en drinken als we liggen, of zelfs als we op ons hoofd staan.

De slokdarm zelf is als een soort 'stortkoker' loodrecht naar beneden. Om te zorgen dat het voedsel en maaginhoud niet de verkeerde kant op kan bevinden zich op een paar plekken kleppen en kringspieren in het spijsverteringsstelsel. Op de overgang van de slokdarm naar de maag vinden we de eerste klep. Deze wordt de onderste slokdarm kringspier (LES) genoemd. Verderop bij de overgang van de maag naar de twaalfvingerige darm bevindt zich een andere kringspier, de pylorus.

Slokdarmsfincter

Onderaan de slokdarm bevindt zich de slokdarmsfincter: de kringspier tussen slokdarm en maag, die de doorgang van het voedsel naar de maag regelt. Dit is een soort klepje dat open en dicht gaat.

De kringspier bij de overgang van de slokdarm naar de maag is niet alleen belangrijk om het voedsel tegen te houden, maar ook het maagzuur. Het tegenhouden doet de kringspier niet alleen. De opening in het middenrif waardoor de slokdarm naar beneden gaat is klein. Dit drukt op de slokdarm, precies op de plek waar zich ook de kringspier bevindt. Ook klapt een kleine plooi van de maag (als een soort klepje) tegen de opening aan als de druk in de maag te hoog wordt.

Als een of meerdere mechanismen zijn verstoord kan het maagzuur naar boven stromen en klachten veroorzaken.

bronvermelding: Wikipedia en refluxziekte.nl


De maag

De maag is een belangrijk orgaan van het spijsverteringskanaal. Het zorgt ervoor dat ons voedsel wordt voorbereid op de vertering. De maag kneedt het voedsel fijn en maakt dat het in kleine stukjes naar de darmen kan. Daarnaast vermengt de maag het voedsel met sappen die zorgen voor een goede vertering en het onschadelijk maken van bacteriën.

De bouw en ligging van de maag

De maag is een rekbaar orgaan dat boven in de buikholte ligt, links van het midden en vlak onder het middenrif. Als de maag leeg is, is hij helemaal plat. Als u net gegeten hebt, is de maag ongeveer 30 centimeter lang. Hij heeft dan de vorm van een omgekeerde peer, van boven breed en van onder smal. Een volle maag heeft een inhoud van ongeveer drie liter.

Tussen de slokdarm en de maag bevindt zich een sluitspier, zodat voedsel vanuit de maag niet terug de slokdarm kan instromen.

Maagwand.

De maagwand is ongeveer 0,5 centimeter dik en opgebouwd uit verschillende lagen. Van binnen naar buiten zijn dat:

Slijmvlieslaag; hierin bevinden zich miljoenen kleine kliertjes die maagsap produceren.

Bindweefsellaag; deze bestaat uit cellen en vezels, waar veel bloedvaten en zenuwen doorheen lopen.

Spierlaag; de spieren zorgen voor het kneden, mixen, malen en voortbewegen van voedsel. Hierdoor wordt voedsel verkleind en het maagsap wordt goed vermengd met de brij.

Spijsvertering

De maag bestaat uit twee delen. Het bovenste deel (fundus en corpus) van de maag zorgt voornamelijk voor het toevoegen van maagsap aan de brij. Het onderste deel (antrum) van de maag zorgt vooral voor het kneden, mixen en malen.

De werking van de maag

Zodra we een hap nemen, begint de spijsvertering. Speekselklieren in de mondholte maken speeksel aan. Ook gaat er onmiddellijk een signaal naar onze hersenen. De hersenen geven dit signaal door aan de maag, waardoor de productie van maagsap op gang komt. Voedsel dat we doorslikken, komt in de slokdarm. De slokdarm is een gespierde buis die het eten naar beneden duwt. Dit wordt ook wel een peristaltische beweging genoemd.

De sluitspier tussen de slokdarm en maag zorgt er voor dat de maaginhoud niet te vaak terugstroomt in de slokdarm. Alleen als we moeten braken kan voedsel de maag via de slokdarm verlaten. De slokdarm maakt dan zogenoemde antiperistaltische bewegingen. De maag is tijdens het braken slap. Dit zijn de bewegingen die het maagdarmkanaal maakt om voedsel te verplaatsen, maar dan in tegengestelde richting. Vervolgens wordt in het bovenste gedeelte van de maag (fundus en corpus) maagsap toegevoegd aan de voedselbrij. Hierna komt het voedsel in het onderste deel (antrum) van de maag terecht. Hier wordt het gekneed, fijngemalen en goed vermengd met het maagsap. Op deze manier wordt ons voedsel voorbereid op de vertering, die voor het grootste deel in de dunne darm plaatsvindt.

Spijsverteringssappen van de maag

Maagsap speelt een belangrijke rol bij de spijsvertering. Iedere 24 uur produceren kliertjes in het bovenste deel van de maagwand ongeveer anderhalve liter maagsap. Dit gebeurt niet continu. De productie van maagsap komt vooral op gang als we eten, proeven en kauwen maar ook als we eten zien of ruiken. De hoeveelheid en de samenstelling van het maagsap wordt automatisch aangepast aan het soort voedsel.

Maagsap bestaat uit een aantal verschillende stoffen. De belangrijkste bestanddelen zijn:

Zoutzuur: Dit is een erg sterk en agressief zuur. Het kan gemakkelijk een gat in een stuk papier branden. De dikke slijmvlieslaag aan de binnenkant van de maag, beschermt de maagwand tegen de inwerking van het zuur. Het zoutzuur in maagsap maakt voedsel toegankelijk voor de spijsverteringsenzymen, en het activeert deze enzymen. Daarnaast remt zoutzuur de groei van bacteriën, die we met ons voedsel binnenkrijgen. De meeste van deze bacteriën zijn niet bestand tegen het zure milieu in de maag. Darminfecties kunnen hierdoor worden voorkomen.

Spijsverteringsenzymen: Spijsverteringsenzymen in maagsap maken een begin met de vertering van voedsel. Het belangrijkste deel van de vertering vindt vervolgens plaats in de dunne darm.

Slijm: Het slijm vormt een extra laagje dat de maagwand beschermt tegen de inwerking van het maagzuur.

Intrinsic factor: Deze stof is noodzakelijk voor de opname van vitamine B12 uit het voedsel in de dunne darm.

Hoe lang blijft een maaltijd in de maag?

Vloeibaar voedsel verlaat de maag veel sneller dan vast voedsel. Een normale, warme maaltijd blijft ongeveer drie uur in de maag. Hoe vetter de maaltijd, hoe langer het duurt voordat het voedsel klaar is om door te stromen naar de twaalfvingerige darm. Het duurt normaal gesproken ongeveer 24 tot 48 uur voordat het voedsel dat we gegeten hebben in de wc terecht komt. Stress of spanningen kunnen ervoor zorgen dat uw maag trager werkt dan normaal.

Bronvermelding: website MLDS.nl


De lever

Dit is een groot orgaan dat rechtsboven in de buik ligt en is te vergelijken met een chemische fabriek. Er worden veel stoffen aangemaakt, afgebroken en opgeslagen. De lever is dan ook een heel belangrijk orgaan. Zonder lever kan een mens niet leven.

De belangrijkste functies van de lever zijn:

- Koolhydraatstofwisseling: De lever bewaart zetmeel en suikers en geeft ze weer af als het lichaam ze nodig heeft.

- Eiwitstofwisseling: Eiwitten komen in hele kleine onderdelen (aminozuren) in de lever aan. Van deze aminozuren maakt de lever nieuwe eiwitten, suikers of vetten. De lever breekt overbodige lichaamseiwitten af.

- Vetstofwisseling: Vetten bestaan uit vetzuren, dat uit de darmen via het bloed in de lever terecht komt. De lever maakt ze geschikt om energie te geven (verbranding), of om ze op te slaan in het lichaam.

- Ontgifting: De lever haalt giftige stoffen uit het bloed, bijvoorbeeld alcohol en medicijnen. Hij maakt ze onschadelijk door ze van vorm te veranderen of door ze uit te scheiden met de gal of urine.

- Opslagplaats voor koolhydraten, vetten, aminozuren, vitamine A, D, E, K en B12, ijzer en koper.

- Aanmaak van gal: per dag wordt gemiddeld een halve liter gal aangemaakt. Via de galblaas en de galweg komt de gal in de darmen terecht. Daar helpt de gal bij de vertering van voedsel.

Er lopen twee bloedaderen naar de lever:

- De poortader brengt voedingsstoffen naar de lever.

- De leverslagader brengt zuurstofrijk bloed naar de lever.

Bron: website mchaaglanden.nl/stimulansz/het-lichaam/spijsvertering + website natuurlijkerwijs.com/spijsvertering.htm


De galblaas

De galblaas is een peervormig zakje van acht tot tien centimeter lang en maximaal drie centimeter breed. Het ligt tegen de voorkant van de lever aan, rechtsboven in de buikholte. In de galblaas kan dertig tot zestig milliliter gal opgeslagen worden. Deze vloeistof wordt gemaakt in de lever en komt via verschillende galwegen in de galblaas terecht. Daar wordt het iets ingedikt.

De galblaas slaat de gal op totdat deze nodig is voor de vertering van voedsel. Zodra er voedsel in het eerste deel van de dunne darm (twaalfvingerige darm) komt, krijgt de galblaas via de hersenen en spijsverteringshormonen een seintje om gal af te geven. De galblaas trekt samen en de geelgroenige vloeistof stroomt in de darm, waar het zich met het voedsel vermengt.

Wat zit er in de gal:

Galzouten: Deze zorgen voor een betere oplosbaarheid van vetten, cholesterol en vetoplosbare vitamines. Deze stoffen worden daardoor beter verteerd en opgenomen in de darm.

Bilirubine of galkleurstof: Deze stoffen ontstaat in de lever bij de afbraak van rode bloedcellen. Deze kleurstof kleurt de ontlasting bruin.

Cholesterol: Dit is een bouwstof voor het lichaam. Een overschot aan cholesterol wordt via de galvloeistof uitgescheiden. Geneesmiddelen en andere afvalstoffen worden in de gal uitgescheiden en verlaten via de darmen het lichaam met hulp van water en slijm.

Een mens kan goed zonder galblaas leven, omdat het vooral een opslagplaats is. Zonder de galblaas stroomt de gal rechtstreeks uit de lever in de darm. De belangrijkste functie van het bittere gal is dat vetten worden geëmulgeerd zodat de vetten makkelijker verteerbaar zijn.

Bron: website mchaaglanden.nl/stimulansz/het-lichaam/spijsvertering + Bron: Bron: website natuurlijkerwijs.com/spijsvertering

 


De alvleesklier

De alvleesklier ligt tussen de maag en de dunne darm in en is een hormoonklier. Hij is ongeveer vijftien centimeter lang en één tot drie centimeter dik. In de alvleesklier zitten cellen die hormonen maken (insuline, glucagon, gastrine, pancreas polypeptide en somatostatine). Deze hormonen komen in het bloed en houden de bloedsuikerspiegel stabiel. Bij sommige mensen maakt de alvleesklier te weinig hormonen aan. Zij kunnen diabetes mellitus krijgen.

De alvleesklier bevat ook cellen die enzymen voor de spijsvertering aanmaken:

- voor de afbraak van eiwitten (proteases; voornamelijk trypsine, chymotrypsine en carboxypeptidase),
- voor de afbraak van vetten (lipases)
- voor de afbraak van suikers (amylase) 
- voor de afbraak van grote hoeveelheden natriumbicarbonaat om het maagzuur te neutraliseren.

Als de alvleesklier deze stoffen niet goed aanmaakt, ontstaan er problemen met het verteren van voedsel. Verder scheidt de alvleesklier grote hoeveelheden natriumbicarbonaat af. Deze stof neutraliseert het zuur uit de maag en beschermt zo de twaalfvingerige darm en de rest van de darmen.

Bron: website mchaaglanden.nl/stimulansz/het-lichaam/spijsvertering + Bron: Bron: website natuurlijkerwijs.com/spijsvertering.htm


 De dunne darm

De dunne darm is een onderdeel van het spijsverteringsstelsel dat tussen de maag en de dikke darm ligt. De dunne darm is het langste deel van het spijsverteringsstelsel.

De hele dunne darm is voortdurend in beweging om de spijsbrij heen en weer te persen en fijn te malen. Dit gebeurt met behulp van de lengte- en kringspieren die zich in de wand van de dunne darm bevinden. Via grote hoeveelheden bloed- en lymfehaarvaten, gelegen in uitstulpingen van de darmwand (de darmvlokken), gaan bruikbare voedingsstoffen het bloed of de lymfe in. De dunne darm is bij mensen ongeveer zes meter lang en haalt de belangrijkste voedingsstoffen uit het genuttigde voedsel. Het contact oppervlak van de dunne darm is ongeveer 30 vierkante meter. De dunne darm wordt voornamelijk van zuurstofrijk bloed voorzien door de arteria mesenterica superior.

De dunne darm bestaat uit drie delen:

Twaalfvingerige darm of duodenum (ca. 12 duimbreedtes lang 0,25 m), waarvan de belangrijkste functie het neutraliseren van de pH is. Bij de uitgang van de maag zit een sluitspier. Dit wordt de pylorus genoemd. Deze laat het voedsel beetje bij beetje door naar het eerste deel van de dunne darm: de twaalfvingerige darm. Het voedsel is dan fijngemalen tot deeltjes ter grootte van ongeveer één millimeter. Behalve de gelijkmatige afvoer van voedsel naar de twaalfvingerige darm, zorgt deze sluitspier er ook voor dat de inhoud van de twaalfvingerige darm niet terugstroomt naar de maag.

Nuchtere darm of jejunum (ca. 2,5 m lang) en is het middelste deel van de dunne darm. Hij dankt zijn naam aan het feit dat wanneer iemand dood is, dit deel van de darm leeg is, 'nuchter' dus. Het wordt voorafgegaan door de twaalfvingerige darm (het duodenum) en gaat over in de kronkeldarm (het ileum). De nuchtere darm is ongeveer 2,5 meter lang.
In de nuchtere darm en de kronkeldarm vindt het grootste deel van de vertering en de opname van voedselbestanddelen plaats. De passage van het voedsel door de nuchtere darm en de kronkeldarm duurt 1 à 2 uren. Het zure vloeibaar gemaakte voedsel vanuit de maag wordt in de twaalfvingerige darm met het basische natriumwaterstofcarbonaat uit de alvleesklier omgezet in een neutrale tot licht basische (pH 7-9) vloeibare mix. In de nuchtere darm worden vervolgens vrijwel alle voedingsstoffen aan de vloeistof onttrokken, met behulp van enzymen in het darmsap.

Kronkeldarm of het ileum ( ca 3 m. lang) is het laatste deel van de dunne darm. De kronkeldarm wordt zo genoemd omdat de ongeveer 3 meter lange darm gekronkeld in de buikholte ligt. Hij wordt voorafgegaan door de nuchtere darm (het jejunum) en wordt gevolgd door de dikke darm. Op de overgang van de kronkeldarm en de dikke darm bevindt zich de blindedarm (het caecum).

Functies

De dunne darm vervult meerdere functies namelijk:

- verteren van voeding
- absorberen van splitsingsproducten, water en vitamines
- verdediging door middel van antilichamen
- doorvoeren van nutriënten


productie van neuroendocriene peptiden (peptidehormonen), bijvoorbeeld cholecystokinine dat wordt aangemaakt in gespecialiseerde epitheelcellen (enteroendocriene cellen) in de wand van de twaalfvingerige darm
In de twaalfvingerige darm wordt de spijsbrij vermengd met spijsverteringssappen. Deze zijn aangemaakt in de alvleesklier (alvleeskliersap) en in de lever (galvloeistof). De spijsverteringsenzymen in alvleeskliersap zijn nodig voor een goede vertering van vetten, eiwitten en suikers. In galvloeistof zitten stoffen die een belangrijke functie hebben bij het emulgeren van spijsvetten. Deze kunnen hierdoor verder afgebroken worden als onderdeel van de vertering. De dunne darm maakt zelf ook een klein deel van de spijsverteringsenzymen aan.

 


De dikke darm

De darmpassage eindigt in het onderste deel van de dikke darm, de endeldarm genoemd. Daar neemt de reservoirfunctie het over en verzamelt de ontlasting tot de stretchreceptoren (=herkennings-zenuwknopen) in de darmslijmhuid opgerekt worden.

Het uitrekken van dit reservoir (endeldarm+laatste deel Sigmoïd geeft een signaal af aan de hersenen, dit loopt via het ruggenmerg. (Opmerking: Hiervoor dient dus de hoofdzenuw van de darm=Nervus Vagus in orde te zijn). In de grote hersenen komt dan een signaal binnen dat de darm vol staat. De opdracht om te gaan ontlasten wordt in gang gezet (dit verloopt grotendeels via de bloedbaan). Als dit signaal aankomt bij de darm treedt er een vermeerderde transportbeweging (=peristaltiek) in de darmwand op. Door het aanspannen van de buitenste sluitspieren (anus bestaat uit 2 kringspieren: vóór bij de endeldarm en achteraan bij je roosje) kan de ontlasting worden tegengehouden. Zo wordt voorkomen dat de ontlasting in de endeldarm -door de toenemende impulsen vanuit de hersenen- spontaan de weg naar buiten volgt. Het openen van de afsluiting die in de bekkenbodemspieren ingebouwd is, is ook zelf controleerbaar met behulp van de dwarsgestreepte spieren in de bekkenbodem. (Opmerking: bekkenbodemtherapie kan helpen)

Het komt tot ontlasten (toiletgang) wanneer de buitenste sluitspier en de bekkenbodemspieren zich bewust verslappen. De gevoelige slijmhuid van het anuskanaal maakt de herkenbaarheid van ontlasting mogelijk en is zelfs in staat om darmgassen te herkennen en deze vrij te laten. De natuurlijke stoelgang is alleen mogelijk als het fijn afgestemde samenspel van de specifieke spieren en zenuwbanen goed/normaal functioneert.

Taak van de dikke darm

De dikke darm of het intestinum crassum is het gedeelte van de darmen dat via de valvula ileocaecalis (klep van Bauhin) volgt op de dunne darm.

In de dikke darm worden voedselresten in het lichaam opgenomen die de dunne darm niet heeft kunnen verwerken. Dit is bijvoorbeeld het geval bij bestanddelen die niet de juiste vorm hebben of die eerst nog moeten worden afgebroken door darmbacteriën. Er wordt vooral veel water met voedingszouten geabsorbeerd. De onverteerbare resten komen ten slotte terecht in het laatste gedeelte van het spijsverteringskanaal, de endeldarm (het rectum).

In de dikke darm bevinden zich zeer veel bacteriën die de laatste afbraak doen van de stoffen die zich op dat moment in de darm bevinden. Zij doen de omzetting van urobilinogeen tot stercobiline, de bruine galkleurstof die aan de ontlasting de bruine kleur geeft. Het is ook vooral in de dikke darm dat het water uit de laatste afvalresten wordt gehaald en in het lichaam wordt opgenomen. De pH-waarde in de colon ligt tussen 5,5 en 7 (licht zuur tot neutraal).

De klep van Bauhin

wordt in het Latijns 'valvula Bauhini' of 'valvula ileocaecalis' genoemd.

Deze klep is de uitmonding van het laatste deel van de dunne darm (het ileum terminale) in de dikke darm. Het is meer een functionele klep dan een anatomische klepstructuur.

Deze klep van Bauhin moet voorkomen dat dikke darminhoud terugstroomt naar de dunne darm. Een stagnerende functie van deze klep van Bauhin kan de volgende klachten geven:

- donkere kringen onder de ogen, acne
- vermoeidheid, verhoogde dorst
- constipatie, diarree
- bleekheid, duizeligheid, misselijkheid, flauwte, tinnitus
- kortademigheid, stinkende adem
- hoofdpijn
- pijn uitstralend naar rechterschouder, pijn uitstralend naar rechterzijkant bekken, lage rugpijn
- pijn uitstralend naar/rondom het hart c.q. de borst
(let wel: klachten hoeven niet samen voor te komen)

De blinde darm

een blind eindigende zak van de dikke darm die zich rechts onder in de buik bevindt.

Het laatste deel van de dunne darm (het ileum) eindigt namelijk niet in het begin van de dikke darm maar mondt zijdelings uit in het caecum, een centimeter of 10 van het uiteinde. Dit blinde distale uiteinde is nu de blindedarm. De 'klep van Bauhin' is dus niet op het blinde einde aangesloten, maar 10 cm daarvoor. Zodoende kan het gebeuren dat ontlasting (afgewerkte massa van de dunne darm) zich daar zou kunnen ophopen en pijn zou kunnen veroorzaken. De 'blindedarm' waarover in de volksmond gesproken wordt is echter een ander orgaan, namelijk het wormvormig aanhangsel (de appendix vermiformis).

Bron: vertaling van een artikel geschreven door Hanno Charisius en Maren Amini (illustrator) zoals gepubliceerd in het Duitse tijdschrift ‘Gesund leben nr. 2/2014’

 

 

Copyright © 2024 Maagdarmstoornis . Alle rechten voorbehouden.